Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zijn zoon was Zabad; en zijn zoon Suthelah, en Ezer, en Elad. En de [16]mannen van Gath, die in het land geboren waren, doodden hen, [17]omdat zij afgekomen waren om hun vee te nemen. 16. Dezen waren Filistijnen, en hetgeen hier geschreven staat, is geschied als de kinderen Israels nog in Egypte woonden, want Efraim, die te dien tijde nog leefde, [gelijk te zien is vs.22] is in Egypte gestorven. Zie Hand.7:15,16. 17. Anders, als zij, te weten, de Gethieten.